dinsdag 19 juni 2007

Terug naar af

http://jwtamminga.blogspot.com/
Verhalen, gedichten, columns en ander ongerief

donderdag 14 juni 2007

De beste historici zijn conservatief

ND, 15-06-07

De Groningse geschiedfilosoof F.R. Ankersmit is een origineel en productief denker, wiens werk door vakgenoten over de hele wereld gelezen en besproken wordt. Het nieuwste boek van Ankersmit gaat over ‘sublieme historische ervaring’ en markeert een nieuwe fase in zijn denken.

door jan-willem tamminga

Luisteren naar de muziek van het verleden, daar zou de historicus ten diepste naar moeten verlangen. Maar is de historicus nog in staat deze muziek te horen, dwars door de lagen theorie die over de geschiedwetenschap liggen heen? Nee, tot ongenoegen van sommige historici. De Groningse geschiedfilosoof Frank Ankersmit houdt zich al ruim tien jaar bezig met de vraag, hoe de historicus het verleden niet alleen onderzoeken maar ook ervaren kan. Zijn nieuwste boek, , is voorlopig de kroon op zijn werk.

Frank Ankersmit (1945) begon zijn wetenschappelijke carrière met een studie natuurkunde, die hij na drie jaar verruilde voor filosofie en geschiedenis. Hij is hoogleraar intellectuele en theoretische geschiedenis in Groningen en bestrijder van de neergang van het middelbare en universitaire onderwijs. Als ideoloog van de VVD schreef hij samen met de Leeuwarder burgemeester Geert Dales het VVD-verkiezingsprogram van 2006.
In zijn denken kunnen drie fasen worden onderscheiden, elk verbonden met een bepaald begrip. De eerste is die van de narrativiteit, de tweede van representatie en de in de derde fase staat het begrip ‘historische ervaring’ centraal. De rode draad in al deze fasen is een zoektocht naar de historische realiteit, naar hoe we een glimp van het verleden kunnen zien, dwars door alle interpretatie, verwetenschappelijking, contextualisering en lagen van narrativiteit heen.

Het verhaal

In zijn eerste boek, het proefschrift (1981), maakt Ankersmit onderscheid tussen de geschiedvorsing en de geschiedschrijving. Terwijl de meeste geschiedfilosofen de geschiedvorsing het belangrijkst vinden, zet Ankersmit het verhaal bovenaan. Het geschiedverhaal verwijst niet naar ‘iets’ in het verleden zelf, maar is een zelfstandig geheel, de ‘narratieve substantie’. In het verhaal geeft de historicus samenhangen aan het verleden, in plaats van dat hij ze ontdekt. Het gaat er niet zozeer om, historische feiten adequaat weer te geven, maar om de lezer van het verhaal op een bepaalde manier naar het verleden te laten kijken. Het alomtegenwoordige ideaal van wetenschappelijke objectiviteit wordt in deze benadering ter discussie gesteld.

Vanaf 1986 benadert Ankersmit de geschiedschrijving vanuit de esthetische representatie, onder meer in . Geschiedschrijving komt hierin heel dicht bij de beeldende kunst. Zoals een schilder een representatie geeft van wat hij ziet of zoals hij zich de wereld voorstelt, zo geeft de historicus het verleden weer. In het geschiedverhaal schildert de historicus de geschiedenis. En zoals de schilder zíjn kijk op het object op het doek overbrengt, verwoordt de historicus met zijn stijl en retoriek zijn visie op de geschiedenis.
Representatie heeft ook een diepe existentiële component, want alleen door een beeld te maken van de werkelijkheid kunnen wij ons tot de werkelijkheid verhouden. Zonder representaties zouden we verdrinken in de oersoep van de naakte werkelijkheid.
Maar Ankersmits onbehagen bleef en de zoektocht naar het werkelijk ervaren van de historische werkelijkheid ging verder in zijn oratie in 1994, getiteld ‘De historische ervaring’.
Het idee van ‘historische ervaring’ was al bekend door de historicus Johan Huizinga, die haar omschreef als ‘historische sensatie’ of ‘contact’. Na jarenlange studie van de Middeleeuwen waande Huizinga, terwijl hij voor een onbeduidend schilderij met een middeleeuws tafereel stond, zich even in de Middeleeuwen. Typerend voor een dergelijke ervaring is niet zozeer dat ze nieuwe kennis verschaft, maar dat het weten overgaat in aanschouwen. Historische sensatie opent een vergezicht, zoals Mozes vlak voor zijn dood in een visioen het beloofde land aanschouwde vanaf de berg Nebo.
De toon van Huizinga’s boek (1919) is dan ook volledig anders dan zijn voorgaande werken. Door de taal probeert hij de sfeer van de Middeleeuwen, die hijzelf had geproefd, op te roepen.
Huizinga’s ervaring is volgens Ankersmit een ‘subjectieve historische ervaring’. Deze ervaring heeft betrekking op een reeds lang voorbij verleden dat uitvoerig onderzocht is en bedekt onder een dikke laag interpretatie en theorie. Dwars door deze laag heen werpt de historicus een rechtstreekse blik in de historie. Het is een uiterst persoonlijke ervaring waarin de kloof tussen subject en object even opgeheven wordt. Heden en verleden ontmoeten elkaar in een korte extatische kus.

Pijn en genot

De andere soort historische ervaring is de ‘sublieme historische ervaring’. De notie van het sublieme kreeg voor het eerst bekendheid door de achttiende-eeuwse Ierse conservatieve filosoof Edmund Burke. Het is een uiterst paradoxale ervaring waarin angst of pijn en genot, splijting (pijn en verlies) en hereniging (liefde) gelijkelijk samengaan. De sublieme ervaring is een breukervaring, waardoor het verleden zich losmaakt van wat tot nu toe als het heden werd gezien.
Ankersmit verbindt de sublieme ervaring met de notie van het trauma. Het verleden wordt geboren uit de traumatische ervaring op het moment dat een samenleving een nieuwe wereld betreedt en beseft dat een vorige wereld onherroepelijk verloren is gegaan. Recente voorbeelden van sublieme trauma’s zijn wellicht de aanslagen van 11 september 2001 of de moord op Pim Fortuyn.
Een ouder en overtuigend voorbeeld is de Franse Revolutie. Eeuwen vol traditie en gewoonten werden in korte tijd radicaal beëindigd. Het traumatische van een dergelijke gebeurtenis zit in het besef dat met de beste bedoelingen, het genot, iets verschrikkelijks is aangericht dat niet meer ongedaan kan worden gemaakt, maar waarna het leven wel doorgaat.
Ná de revolutionaire periode ontstonden in Frankrijk twee kampen aan de rechterkant van het politieke spectrum, de conservatieven en de reactionairen. Laatstgenoemden wilden de orde van voor 1789, het , herstellen. De conservatieven begrepen dat het definitief vernietigd was, en dat het zaak was zo goed en zo kwaad als het ging, de draad weer op te pakken.
De conservatieve historicus treurt om het verleden, maar beseft dat de wereld een nieuwe identiteit heeft aangenomen en dat een wijs man daarin beter kan berusten. De conservatief wordt hierdoor onderdeel van de orde die hij zo fel bestrijdt. Hij is volgens Ankersmit het best in staat de pijn van het trauma te voelen, en daarom zijn conservatieven in de regel de beste historici. Zo vergezelt het verleden ons als een voorbije liefde – afwezig, maar hierdoor te meer en pijnlijk aanwezig.
In deze optiek wordt een gebeurtenis als de Holocaust niet als trauma gezien. De Holocaust heeft diepe wonden geslagen en grote littekens gemaakt, maar kreeg toch geen plaats in een nieuwe orde, zoals met de Franse Revolutie wel was gebeurd. De Holocaust was te gruwelijk om een nieuwe identiteit op te bouwen en bovendien waren de daders uit het openbare leven verwijderd.

In dit alles zondigt Ankersmit niet tegen de geschiedwetenschap, ondanks zijn tirades tegen veel geschiedfilosofie. Historische ervaring is niet een individualistische postmoderne belevenis. Veeleer is het de kroon op het werk van kennis vergaren, nadenken, verbanden leggen én theoretiseren. Zo is de historicus gestemd in de juiste toonsoort en is hij in staat de muziek van het verleden te horen.

De sublieme historische ervaring
Frank Ankersmit. Uitg. Historische Uitgeverij, Groningen 2007. 432 blz. €34,95