maandag 21 september 2009

Jubileumfeestje Orgel Martinikerk

Ingrijpende restauratie 25 jaar geleden redde orgel Martinikerk Groningen ternauwernood
‘Ik ken geen orgel dat mij meer inspireert’

Groningen - Groningen wordt wel de ‘orgeltuin van Europa’ genoemd. Deze week werd gevierd dat 25 jaar het orgel in de Martinikerk van Groningen na een ingrijpende restauratie weer in gebruik werd genomen. Het orgel - een van de oudste van Nederland - met de ‘zilverachtige klanken’ was destijds bijna opgegeven.Door Jan-Willem Tamminga.

Dit jubileumfeestje werd gevierd met een concert van hoofdorganist Wim van Beek. In een surrealistisch decor, de kerk stond wederom vol bouwsteigers, speelde hij exact hetzelfde programma als bij de ingebruikname. Cor Edskes, destijds adviseur bij het restauratieproject, hield een inleidende lezing.
,,Alles maakte indruk, maar helemaal overweldigd waren we na Bachs Fantasie in G-dur. Halverwege het Grave kwam het rugwerk bij het hoofdwerk plenum en hoorden we voor het eerst het volle werk. Een ervaring om nooit te vergeten’’, zo memoreerde Jan Willem van Willigen, voorzitter van stichting Avondmusiek Martinikerk, het concert van Wim van Beek bij de ingebruikname in 1984

Orgelstad
Het orgel werd in eerste aanleg rond 1450 gebouwd door een anonieme bouwer. Rond 1480 werd het voor het eerst grondig omgebouwd en op een nieuw balkon tegen de torenmuur geplaatst door orgelbouwer Johannes ten Damme. Hij werkte nauw samen met de bekende Groninger humanist en secretaris van het stadsbestuur Rudolph Agricola. In de tweehonderd jaar daarna werd er door verschillende orgelbouwers aan gewerkt.
In 1691 renoveerde de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger uit Hamburg het orgel. Het Groninger stadsbestuur was zo onder de indruk van de kwaliteit van het werk en de snelheid waarmee het werd uitgevoerd, dat Schnitger reeds een jaar later opdracht kreeg het instrument aanzienlijk uit te breiden en te verfraaien. Onder meer plaatste hij de enorme Prestant 32 voet. In de jaren hierna kreeg Schnitger opdrachten voor de bouw van orgels in de Groninger Der Aa-kerk, de Broerkerk en twee gasthuiskerken. Daarmee werd Groningen dé orgelstad van Nederland.
Schnitgers zoon Frans Caspar breidde het Martini-orgel tussen 1728 en 1730 uit met een rugpositief, dat nog altijd het grootste rugwerk van Nederland is. Nadat hij overleed tijdens het werk nam zijn meesterknecht Albert Anthony Hinsz het werk over. Hinsz plaatste in 1740 nog een aantal registers. Op dat moment telde het orgel drie manualen en een pedaal

Verval
Vervolgens werd het orgel diverse malen gewijzigd en werd de klankkleur aangepast aan de steeds veranderende eisen des tijds. Onder meer door Petrus van Oeckelen, die het orgel uitbreidde met vijf registers. In 1939 werd het orgel ‘gemoderniseerd’ door het uit te rusten met een elektro-pneumatische speelmechaniek en een vrijstaande speeltafel. Zo’n zwaar mechanisch orgel bespelen was toch ‘geen arbeid voor een mens in de twintigste eeuw’, aldus de toenmalige organist. Ook werd de toonhoogte verlaagd.
In de decennia daarna raakte het orgel in steeds groter verval, onder meer door lekkend dak boven het orgel. ,,Je kon er met een bootje in varen”, aldus restauratie-adviseur Edskes. Ook dreigde de galerij waarop het orgel was geplaatst weg te zakken. De grote vraag was op dat moment of het ooit grootse orgel nog gerestaureerd kon worden of dat het verval al te ver had doorgezet.
Bij de kerkrestauratie van de jaren zeventig werd het orgel volledig gedemonteerd. Er werd onderzoek gedaan naar de ontstaansgeschiedenis van het instrument, en naar de mogelijkheid het weer in oorspronkelijke staat terug te brengen. Lange tijd vroeg men zich af of het, gezien de deplorabele staat, niet een hopeloze onderneming zou zijn. Alleen met de meest kundige orgelbouwers en adviseurs durfde men het aan. Dit werden de Duitse orgelbouwer Jürgen Ahrend en Cor Edskes

Ontdekking
De restauratie die werd ingezet had als doel het orgel terug brengen naar de staat van 1740. Bij het voorafgaand onderzoek werden waarbij opvallende ontdekkingen gedaan. Zo bleken de grootste pijpen nooit echt geluid te hebben gemaakt. Schnitger voerde de grote Prestant 32 voets-pijpen per schip aan als halffabricaat om ze ter plekke in elkaar te solderen. Hij gebruikte daarvoor in de kerk scheepsmasten waar de pijpen omheen werden gewikkeld.
Door de kou, gevolg van de ‘kleine ijstijd’ eind 17e eeuw, lukte het solderen niet. Schnitger zette de pijpen daarom in elkaar met vlas en lijm. Dit werd pas in 1976 ontdekt, waarna de pijpen voor het eerst goed in elkaar werden gesoldeerd en ze de klank konden geven zoals door Schnitger was bedoeld.
De reconstructie ging onder meer ten koste van de vijf registers van Van Oeckelen. ,,Een reconstructie die toen heeft plaats gevonden zou nu niet meer door Monumentenzorg zijn toegestaan’’, aldus Jan Willem van Willigen.
De totale restauratie van het orgel kostte een slordige 1,2 miljoen gulden, omgerekend zo’n 500.000 euro. Het bedrag werd opgebracht door Monumentenzorg, gemeente en provincie Groningen, de Hervormde Kerk en enkele particuliere fondsen

Zilverachtige klanken
,,Het is altijd al een vermaard instrument geweest’’, aldus hoofdorganist Wim van Beek. Al rond 1700 beschrijft de Engelsman Charles Burne in zijn reisverhalen de ‘zilverachtige klanken’ van het Martini-orgel.
,,Toen we het rugwerk, dat eerst was gerestaureerd, uitprobeerden hadden we al het gevoel dat dit iets heel bijzonders werd’’, herinnert Van Beek zich. ,,En daarna werd het steeds mooier.’’ Er komen in het orgel vijf eeuwen orgelbouw en stijlontwikkeling samen, waaronder nog pijpwerk van de middeleeuwse bouwer Andreas de Mare.
Barokmuziek is goed op het orgel te spelen, maar ook moderne muziek en romantiek kan uitstekend worden vertaald. Alleen muziek uit de Franse romantiek gaat moeilijk. ,,Ik ken geen orgel dat mij meer inspireert’’, zegt invaller-organist Eeuwe Zijlstra. ,,Alles wat je in je kop hebt kun je hier verwezenlijken.”
Hij roemt het om zijn presente klank. ,,Het is altijd alsof je er vlak naast zit, alle manualen zitten vlak bij elkaar. Daardoor harmonieert alles perfect. Heel anders dan bijvoorbeeld het Müller-orgel in de Bavokerk in Haarlem, waar het hoofdwerk heel hoog zit; dat klinkt alsof er een groot condoom omheen zit.”