zaterdag 12 mei 2007

De beperkheid van een canon

Nederlands Dagblad, 14 oktober 2006

Als ik een jaar of wat geleden vertelde dat ik eerstejaars student geschiedenis was, werd mij nogal eens toegebeten '1600'. Ik diende dan meteen te zeggen 'Slag bij Nieuwpoort'. Er klonk vervolgens een tevreden geknor en de opmerking 'ja, ik was vroeger ook best goed in geschiedenis'. Ik was goedgekeurd. Gelukkig voor mij zit de slag bij Nieuwpoort diep in mijn historisch bewustzijn verankerd, dankzij de verhalen van meester De Beer in groep 5 en 6, en de platen uit de boeken van Isings.
Veel Nederlanders kennen deze verhalen en feiten niet meer, is de alomtegenwoordige klacht. Zelfs studenten geschiedenis op de universiteit schijnen niets meer te weten. De nadruk in het onderwijs is komen te liggen op vaardigheden en interpretatie. Kennis werd weinig meer gewaardeerd, maar lijkt aan een revival te beginnen.
Maandag presenteert de daartoe van overheidswege aangestelde commissie de Canon van de vaderlandse geschiedenis, die met name in onderwijsprogramma's verwerkt moet worden. De canon hangt nauw samen met Museum van de Nederlandse geschiedenis, waarover in juni in de Tweede Kamer gedebatteerd werd. Een grote meerderheid was voor, omdat dit goed zou zijn voor 'het creëren van verbondenheid met elkaar en met de waarden van de Nederlandse samenleving'.
Gebrek aan verbondenheid was bijvoorbeeld een klacht in het debat over de multiculturele samenleving, begin deze eeuw. Allochtonen integreren slecht, maar stel dat ze wel willen integreren, waarin dan? Als de Nederlanders die hier al waren zelf al niet weten wat hun geschiedenis is en waar ze vandaan komen?

Identiteit
Een en ander is gebaseerd op de vrijwel algemeen aanvaarde vooronderstelling dat identiteit voortkomt uit de geschiedenis. Tegelijk leeft bij velen het idee dat geschiedenis datgene is 'wat vroeger gebeurde', een verzameling gebeurtenissen die voorbij zijn.
Gaan we uit van dat laatste, dan heeft geschiedenis op zichzelf weinig te zeggen. Je kunt een heleboel feiten uit het hoofd leren, maar als dat op zichzelf staande feiten zijn, hoeft dat geen enkel gevolg te hebben voor iemands algemene ontwikkeling of het besef van identiteit, net zomin als dat het voor bijna iedereen weinig verschil maakt of Pluto nu wel of geen planeet is. Als de canon behelst dat we een aantal feiten weer moeten weten, heeft het vanuit dit perspectief meer met antiquariaat te maken dan met geschiedenis.
Het andere uiterste is geschiedenis die drijft op engagement en mooie verhalen. Zij zijn juist sterk bepalend voor identiteit, voor eenheid onder een volk of van cultuur. Tegelijk zijn dit vaak mooie verhalen die vooral gebruikt worden om de huidige situatie te legitimeren. Tot enkele decennia geleden was Nederland tot op het bot verzuild en hadden we Gereformeerde Nederlanders, Socialistische Nederlanders, Roomse Nederlanders, Liberale Nederlanders enzovoorts. Dat betekent dat er ook even zovele Geschiedenissen van Nederland konden worden geschreven, elk vanuit een bepaald perspectief of ideologie.
En wanneer de overheid al de doelstelling voor een canon erbij levert, dan riekt dit op zijn minst naar een ideologisch geladen verhaal, wat we moeten weten om een goede burger te worden. Een frase als 'de waardevolle onderdelen van onze geschiedenis die we via het onderwijs komende generaties willen meegeven', uit de brief van minister Van der Hoeven aan de verantwoordelijke commissie, klinkt vooral als het willen creëren van nestgeur.

Relativeren
Sartre onder meer maakte onderscheid tussen de puur feitelijke geschiedenis, wat er werkelijk vroeger gebeurde, en 'geschiedenis voor ons', de geschiedenis zoals wij dat beleven of waar we onze identiteit op bouwen. Beide kunnen niet zonder elkaar, want zonder het feitenmateriaal zou geschiedenis niet meer zijn dan mooie verhalen zonder enige pretentie, en dus volkomen relatief. Ieder heeft dan z'n geschiedenis, zogezegd.
Dan komt een canon juist in beeld als nuttig om al te mooie verhalen te relativeren, en fantasten met schitterende vergezichten weer met beide benen op de grond te krijgen. Maar wanneer er alleen kale feiten zijn, zonder dat dit wordt opgenomen in ons besef en zo tot 'levende geschiedenis' wordt, dan hebben we eigenlijk geen enkele relatie tot het verleden en zijn we helemaal op het hier en nu aangewezen.
Die overwinning bij Nieuwpoort was militair-strategisch gezien van weinig waarde - Prins Maurits nam het zijn opdrachtgevers zelfs kwalijk dat ze hem die kant op hadden gestuurd met het leger. Wellicht was het een mentale opsteker in die tijd, en zeker in het (later ontstane) nationale historisch bewustzijn is het een symbool van een kerend tij in een donkere tijd geworden.

Feit en fictie
Dit is dan een vrij onschuldig voorbeeld van vermenging tussen feit en fictie. Maar is de slag op het Merelveld in Kosovo nu een historisch feit dat in de Balkan, waar men veel gevoeliger is voor grote geschiedverhalen als de meeste Nederlanders, een mythische status heeft gekregen, of is die slag een mythe waar later het predikaat historisch is geplakt? Het is nauwelijks te zeggen, maar vast staat wel dat deze vermenging veel heeft bijgedragen aan de rampzalige oorlog in Joegoslavië. En reken maar dat overheden daar actief hebben bijgedragen aan het welig tieren van de grote verhalen. De loodzware erfenis van het verleden is daar juist de overmaat aan historisch besef en geschiedenis, die vaak aanpassing aan veranderende tijden onmogelijk maakt.
Een canon van de geschiedenis is daarom best een aardig idee, want kennis over wat ons als volk gevormd heeft is altijd welkom. En dat de overheid de waarden wil bevorderen is ook een goed idee, want met zoveel mensen in een ruimte moet er toch ergens een gedeeld uitgangspunt gevonden worden. Maar wat of wie bepaalt de waarden? En wie zal ze juist ter discussie stellen? Juist om dat laatste zijn we vooral gebaat bij een onafhankelijke geschiedwetenschap die zich te allen tijde kritisch ten aanzien van alle soorten indianenverhalen blijft opstellen. En die niet op verzoek zich ten doel gaat stellen om de nationale gezelligheid of het wijgevoel te bevorderen, doch alleen wanneer de geschiedenis zelf daar om vraagt.

Geen opmerkingen: