zaterdag 12 mei 2007

Het orgel de kerk uit

Friesch Dagblad, ergens eind 2004

“je hoort het eeuwenoude mechaniek, het gekreun
van scharnieren, het geklepper van toetsen
het gekraak van de vloer, het zuchten van wind
hoe er van lucht muziek wordt gemaakt”

draagt de Groninger dichter Rutger Kopland voor uit eigen werk.
Zijn podium is voor de kansel van de Lutherse kerk in Groningen, waar in het kader van de concertserie ‘Orgel Anders’ een gezamenlijk optreden van organist Theo Jellema en Kopland is georganiseerd.

Materie en kunst
In de inleiding op de eerste serie gedichten geeft Kopland aan dat hij gefascineerd is door de vraag hoe materie wordt omgezet in kunst. “Orgelmuziek is trillende lucht, die in ons hoofd wordt omgezet in muziek.” Het gedicht ‘Koraal’ sluit hierop aan wanneer het besluit met

“en er een koraal langzaam door de ruimte zweeft
als een onzichtbare gewichtloze vogel
Leichtigkeit”

Daarna ‘De kunst van het doodgaan’,

“soms wanneer ik het koraal hoor,
‘Nun komm’ der Heiden Heiland’
doorstroomt mij een vermoeden van
onontkoombaar verlies –
maar wat geeft het”

Hierna klinkt uit het orgel de koraal ‘Nun komm’ der Heiden Heiland’. Zacht, aarzelend, bijna houterig zweeft de met de fluiten gespeelde melodie over de grondtoon. Jellema lijkt er zijn best op te doen het orgel net zo te laten kraken en net zo breekbaar te laten klinken als de stem en de woorden van de dichter.
Het gekreun en geklepper van het instrument, zoals in het gedicht beschreven, valt wel mee. “Ik zit dan meer te denken aan een ouwe Schnitger” verklaard Kopland naderhand, doelend op de 18e-eeuwse orgelbouwer die in de provincie Groningen tientallen orgels heeft nagelaten. Het orgel van de Lutherse kerk werd gebouwd tegen het einde van de 19e eeuw door orgelbouwer Petrus van Oeckelen. In 2004 werd het grondig gerestaureerd.

Eenzijdig
Er zijn zo’n zestig á zeventig mensen op het concert afgekomen, veel vijftigplussers en een tiental studenten. Het stemt Tymen-Jan Bronda, vaste bespeler van het orgel in de Lutherse kerk en spil in de organisatie van de concerten, tot tevredenheid.
‘Orgel Anders’ is een logische stap in een ontwikkeling die er op is gericht om het kerkorgel onder de aandacht van een breed publiek te brengen. Orgelmuziek wordt vaak gezien als ouderwets, oubollig, saai, of uitsluitend behorend bij kerkdiensten die door steeds minder mensen worden bezocht, en orgels als relikwieën uit een voorbij verleden.
De onbekendheid van orgelmuziek is volgens Bronda het grootste probleem. “Het lijkt alsof er een soort taboe op orgelmuziek ligt in de wereld van de klassieke muziek. Het wordt vooral geassocieerd met kerk en religie. Op de radio zijn de laatste orgeluitzendingen ook verdwenen, zelfs op zondagochtend. Hierbij spelen commerciële overwegingen mee. Maar zoals met alle andere muziek moet je het ook leren luisteren.”
‘Zijn’ orgel is volgens Bronda te klein en te eenzijdig om er regelmatig concerten voor alleen orgel op te geven. Met steun van gemeentelijke en provinciale overheden en een aantal fondsen werd daarom een concertserie in het leven geroepen die het orgel in heel andere contexten plaatst. Het orgel wordt hierin gecombineerd met diverse andere kunstvormen zoals film, jazz, poëzie en combinaties van diverse moderne instrumenten.
Wat Bronda positief verrast is de veelzijdigheid van het publiek. “De één komt voor het orgel, de ander voor de poëzie of wat er anders wordt aangeboden.” Het positieve hieraan is dat in beide gevallen de bezoeker met iets nieuws wordt geconfronteerd.
De Lutherse kerk is overigens niet de enige plaats waar dergelijke activiteiten worden ontplooid. Door diverse vooraanstaande organisten in Nederland wordt gezocht naar middelen om het instrument buiten de gebruikelijke kerkelijke setting om aantrekkelijk te maken. “Het orgel moet de kerk uit, de wereld in.” De afgelopen jaren werd hiervoor een aantal festivals georganiseerd, waarvoor een toenemende belangstelling is.

Gothic
Eén van de voortrekkers van deze beweging, de Nijmeegse organist Joost Langeveld, had in september op het orgel geïmproviseerd bij de ‘stomme’ film ‘Nosferatu’, welke gaat over de mythische graaf Dracula. Een stomme film is een onaf product, dat pas in een voorstelling met live spelende musici een afgerond geheel wordt.
De filmmuziek werd, afhankelijk van de status van een filmtheater, geproduceerd door een orkest, een klein ensemble, een pianist of een organist. In veel filmtheaters werden (pijp)orgels geplaatst waarop de organist passende filmmuziek ten gehore bracht.
De voor de jaren ’20 revolutionaire special effects laten de moderne kijker allang niet meer de rillingen over de rug lopen. Toch ontstonden door de film en de klanken van het orgel een bijzondere, haast spookachtige sfeer.
Ook hier weer een zeer divers publiek. De één was op de muziek afgekomen, de ander overduidelijk op de film. Op de achterste rij nam een aantal mensen plaats, gehuld in lange zwarte jassen en broeken, het gezicht voorzien van zwarte mascara. Gothic, op een orgelconcert, Bronda kan tevreden zijn.
Op het programma staan de komende maanden onder meer optredens van de Duitse organist Wolfgang Zerer, een jazz-improvisatieconcert en een concert van orgel met een blaaskwintet.

Dode hond
Rutger Kopland besluit zijn laatste voordracht met een gedicht over zijn gestorven hond.

“De hond is nergens meer – iedere dag”

Het dode dier leeft nog even voort in de melancholieke prelude van César Franck – uit ‘Prélude, fugue et variation’ – totdat er aan het begin van de fuga met een paar stevige dissonanten definitief een eind aan wordt gemaakt.

Geen opmerkingen: