zondag 28 juni 2009

Doodsdrang als levensbehoefte

Wat drijft een zelfmoordterrorist tot zijn daad? Waarom besluiten groeperingen, klassen, ja hele samenlevingen af en toe de conflictloze en georganiseerde idylle die wij ‘vrede’ noemen aan hun laars te lappen en werpen ze zich verdwaasd in het avontuur van de ondergang? Het Centrum voor Metageschiedenis in Groningen wijdde er een congres aan.


Historici gaan er over het algemeen vanuit dat mensen dingen doen omdat ze denken dat die dingen goed voor hen zijn. Ze geloven dat menselijk gedrag altijd op een of andere manier dienstig is aan de struggle for life – daar althans niet moedwillig tegenin gaat. Feit is echter dat mensen zich in revoluties, oorlogen en andere vormen van ‘subliem’ historisch handelen regelmatig veel ellende op de hals halen.

Jaloezie
De Vlaamse cultuurfilosoof Frank Vande Veire denkt dat jaloezie en ressentiment belangrijke drijfveren zijn. Daartoe haalde hij Augustinus aan, die in zijn Confessiones de structuur van de afgunst beschrijft:
“Ik heb eens een baby gezien en meegemaakt die jaloers was: hij praatte nog niet en toch bekeek hij het kind dat samen met hem gezoogd werd met een verbitterde blik uit een bleek gezicht. ( ) Onschuld is het toch ook bepaald niet om, terwijl de bron van de melk rijk, ja overvloedig stroomt, een lotgenoot die volmaakt hulpbehoevend is en alleen nog maar met dat voedsel in leven kan blijven, niet te dulden!”
De ene baby gunt de ander niet wat hij zelf ook in overvloed krijgt. Het geluk van de ander staat zijn eigen geluk in de weg.
Het was deze uit jaloezie voortkomende haat die volgens Vande Veire het Duitse volk er toe dreef zich in een allesvernietigende oorlog te storten om het Joodse volk uit te roeien. Als de mens inderdaad uit was op het behoud van zichzelf en de soort, dan had men in het Duitsland van 1943 ingezien dat de oorlog verloren was en dat terugtrekking of overgave het beste was.
Maar onder de opzwepende woorden van Joseph Goebbels – 'Wolt ihr den totalen Krieg' – stortte het Duitse volk zich enthousiast in een oorlog die nietsontziender was dan ooit. Nazi-Duitsland zette alles – zichzelf – op het spel, om het Joodse volk uit te roeien.
De Jood vertegenwoordigde juist datgene wat de Duitser mistte: identiteit, een onvervreemdbaar, diep geworteld zelf dat ondanks de eeuwenlange diaspora en culturele versnippering zijn Jood-zijn wist te bewaren. Joden leven verspreid onder de volkeren, maar blijven koppig, hardnekkig zichzelf.
De vernietiging van de Ander werd zo belangrijker dan het behoud van het zelf. Hiermee verdwenen de laatste remmingen voor de sprong in het diepe en daarmee was de totale oorlog een feit.
Iets vergelijkbaars geldt voor de fundamentalistische zelfmoordterrorist, aldus Vande Veire. Niet een streng geloof of de wil de eigen overtuiging op te leggen aan anderen leidt tot een sprong in de afgrond. Van de westerse 'verlichte', ‘humane’, ‘democratische’ waarden hebben de massa’s in het Midden Oosten tot nog toe slechts één concrete ervaring van waaruit een ideaalbeeld wordt geconstrueerd: het spektakel van de ongebreidelde consumptie en de hedonistische levensstijl waaraan de westerling zich lijkt over te geven. Fundamentalistische leiders geven de mensen hun trots terug door een ‘terugkeer naar de Islam’ te prediken.
'Het geloof van de fundamentalist is een geloof in crisis, een geloof dat zijn innerlijke leegte verraadt door de obsessionele aandacht die er wordt geschonken aan de vijand: de lauwe moslim of de ongelovige Ander.'
Doodsdrift betekent dat de haat tegen het ideaalmodel zodanig sterk is, dat het bestrijden daarvan belangrijker wordt dan het verlangen naar zelfbehoud en ontplooiing.
'Men offert het eigen zelfbehoud en levensgenot desnoods op als de ander maar niet in leven blijft om me met zijn levensgenot de ogen uit te steken. De logica is niet: 'leve de dood, en in die dood neem ik anderen mee', maar: 'liever de dood dan dat de ander in leven blijft.'


Biopolitiek

Ook de Vlaamse filosoof Dirk de Schutter vertrok vanuit een leeg zelf. Hij gebruikte de analyse van filosofe Hannah Arendt van de totalitaire maatschappij. Kenmerk van het subject van een totalitair systeem is 'selflessness', zelfloosheid of 'verlatenheid'. Het is iets anders dan eenzaamheid; een eenzaam iemand is nog 'bij zichzelf'. Een totalitair subject voelt zich niet alleen van de wereld afgesneden, maar ook van zichzelf.
Zo ontstaan ontwortelde en ontheemde massamensen die het gevoel hebben nergens thuis te horen maar ook volkomen overbodig te zijn. 'Als maatschappelijke atomen staan ze klaar om opgenomen te worden in massabewegingen, niet om er zichzelf in terug te vinden en iemand te worden, maar om in de anonimiteit te verdwijnen.'
In deze verlatenheid is een mens niet meer dan een lichaam waarmee vrijelijk wetenschappelijk geëxperimenteerd kan worden – zoals de Nazi's deden.
Het radicale kwaad van de kampen is de uitkomst van dat geloof dat mensen inschakelt in zogenaamd wetenschappelijk gecontroleerde experimenten en hen berooft van wat hun het meest eigen is. De juridische, morele, lichamelijke en psychische persoonlijkheid van een mens kunnen zover worden afgebroken, dat mensen worden veranderd in onherkenbare wezens en herleid tot Untermenschen, ongedierte dat met giftig gas wordt geëlimineerd en verbrand.
Als het mens-zijn wordt gereduceerd tot zijn lichamelijkheid verdwijnen onderscheidingen als goed en kwaad, leven en dood, waarheid en leugen.
Biopolitiek, noemt De Schutter dit. 'Als de mens denkt niet meer te zijn dan een zoogdier, als hij gelooft dat zijn leven niets meer is dan het behoud van de soort, dan staat hij, dan staat zijn leven in het teken van de vernieling.'

Alles of niets

De Groningse historicus en psycholoog Eelco Runia, sterk geïnteresseerd in 'sublieme' historische gebeurtenissen als revoluties en grote veldslagen, ziet geschiedenis en evolutie als opeenvolging van sprongen in het duister. “Kenmerkend is dat we in, door en na een sublieme historische daad wel weten wat we achter ons gelaten hebben, maar pas weten waar we naartoe gesprongen zijn als we de aangerichte ravage na decennia in cultuur gebracht hebben en al halverwege de afzet zijn voor een nieuwe sprong.”
Aan de hand van de memoires van Trotski, Lenins brother in crime, schetste hij een beeld van Lenin die al improviserend door de Russische revolutie stuitert, ondertussen de massa's mobiliserend en tegenstanders uit de weg ruimend. Lenins ‘intuïtie van de actie’ deed hem vooruitvluchten naar steeds radicalere standpunten. De Marxistische ideologie was niet leidinggevend maar werd vooral gebruikt om achteraf 'de loop van de geschiedenis' te rechtvaardigen.
Zijn doodsdrang lag zogezegd in zijn onvermogen te kiezen voor aanpassing, veiligheid, comfort. Het in het gezicht zien van het niets, van mislukking, van de dood. Lenin zocht de grens op, balanceerde op de rand, was niet in staat andere spellen te spelen dan alles of niets.
Trotski ziet zo een ‘nieuw type mens’ ontstaan: “Bij deze mensen is de weg tussen woorden en daden korter, deze mensen durven. Dit menstype is een noodzakelijke voorwaarde voor revolutie.”

Geen opmerkingen: