zondag 28 juni 2009

Hoogleraren in opstand

Nederland is een kenniseconomie, zegt de regering.
Daarvoor moet kennis efficiënt worden geproduceerd, wordt kennis gezien als een verhandelbaar product en worden de kennisproducenten onder een strak managersregime geplaatst.
De producenten van deze kennis, de hoogleraren aan de universiteiten, komen in opstand.

'Goed onderwijs is onderwijs dat tot studiepunten leidt' zegt een bestuursvoorzitter van een gerenommeerde universiteit.
Universiteiten worden betaald naar hun output; voor ieder studiepunt wordt een bepaald bedrag betaald. Deze outputcijfers zeggen echter niets over de kwaliteit van het onderwijs. Het kan evengoed betekenen dat het niveau wordt verlaagd om het aantal behaalde studiepunten te verhogen.
Het universitair onderwijs zit vol met dergelijke misleidende paradoxen. Allemaal zijn ze bedoeld om de onderzoeks- onderwijs resultaten die worden behaald op de universiteiten om te zetten in keiharde cijfers, en vervolgens in klinkende munt.
Recent verschenen twee boeken over de gevolgen van de vermarkting van kennis. Het ene boek is een verzameling essays onder de titel If you are so smart, why aren't you rich?, bijeengebracht door de Amsterdamse hoogleraar geschiedfilosofie Chris Lorenz. Het andere is een pamflet van de Groningse filosoof René Boomkens, getiteld Topkitsch en slow science. Kritiek van de academische rede. Het omslag wordt gesierd door een grote tuinkabouter met een hooglerarenbaret op zijn hoofd. Kitsch ten top, symbool voor de holle termen en gebakken lucht die wordt verkocht als kenniseconomie. Maar ook symbool voor de kwaadaardige managementkabouters die tot in alle hoeken van de heilige grond van de academies zijn doorgedrongen, en daar hun verderfelijke ideeën hebben geplant en laten woekeren.


In alle opstellen komen ongeveer dezelfde klachten naar voren. De mensen van de werkvloer, de professoren en universitair docenten, hebben niets meer te zeggen in wat ooit hun domein was. Beleid en grotendeels de werkwijze worden bepaald door procesmanagers.
Zo werd de afgelopen jaren eerst het Engels-Amerikaanse Bachelor-Mastersysteem (BaMa) ingevoerd, en kort daarna het minor-majorsysteem. De driejarige Bachelor zou als volwaardige opleiding gelden, vergelijkbaar met een HBO-opleiding. Of het bedrijfsleven daarop zat te wachten is echter nooit serieus onderzocht, en na enige jaren praktijkervaring met de bachelor blijkt dit ideaal grotendeels een wassen neus.
Om de Nederlandse universiteiten een internationale uitstraling te geven en buitenlandse studenten te trekken, wordt steeds meer het Engels als voertaal ingevoerd. Dit levert veel colleges en artikelen op in een soort steenkolenengels ofwel het Dunglish. Een ander gevaar van Engels als voertaal is dat het gemakkelijk leidt tot een Angelsaksische overheersing in met name de geesteswetenschappen. Veel bronnen zijn hier in het Frans of Duits, maar wanneer die talen uit de markt worden geprezen is het zeer waarschijnlijk dat ook deze bronnen langzaam zullen verdwijnen uit de discussies.

De eisen waar het wetenschappelijk personeel aan moet voldoen zijn compleet ontsproten aan de managementbreinen. Zo veel mogelijk artikelen in gerenommeerde tijdschriften, met als belangrijkste criteria de 'output' en de citatie-indexen. Alles bedoeld om het beeld van een topuniversiteit waar toponderzoek wordt gedaan neer te zetten.
Door de druk om artikelen te publiceren voor veel wetenschappers geen tijd meer om ook eens een boek te schrijven, of deel te nemen aan maatschappelijke debatten.
Kenniseconomie zelf is ook een paradoxale term. Alle betrokkenen zijn het er over eens: op de universiteit wordt de kennis niet verworven onder druk van productie-eisen, maar in de ruimte van het vrijblijvend kunnen denken en experimenteren. 'Geen enkele prestatie van blijvende betekenis is ooit volgens plan volbracht,' zegt natuurwetenschapper Vincent Icke. Als Einstein tevoren financiering zou hebben aangevraagd voor onderzoek naar de relativiteitstheorie zou hij zijn weggehoond.
Wetenschappelijke kennis van grote waarde wordt meestal tot stand gebracht door mensen die zich hebben verslingerd aan hun snaartheorie of toewijding aan hun archeologische vondsten. Zonder zich al te zeer te bekommeren om de efficiëntie of het de eerstvolgende publicatie. Hogere nutteloosheid noemt Boomkens dit. 'Niet beheersing en controle, maar een aan het mimetisch vermogen grenzende identificatie van waarheid en schoonheid staat hier voorop.'
Maar het schijnt bij het moderne leven te horen dat alle risico moeten worden uitgebannen en de uitkomst van tevoren vast moet staan.
Ad Verbrugge betoogt hoe de universiteit gedwongen door de democratiseringsgolf haar oriëntatie op de hogere cultuur en het Bildungsideaal losliet en daarmee haar fundamentele legitimatie. Was de universiteit en het academisch denken ooit zichzelf genoeg, vanaf dat moment moest zij zich verantwoorden aan een technisch en economisch gelegitimeerd nutsdenken. Kennis moet maatschappelijk relevant zijn en inzichtelijk voor iedereen. Zo wordt rationaliteit verward met verrekenbaarheid en wordt kennis inderdaad koopwaar.
Volgens filosoof Herman Philipse is waarheidsvinding alleen binnen de universiteit een doel op zichzelf. Buiten de academische wereld staat de waarheid altijd in dienst van iets anders, zoals de economie, de politiek of het algemeen geluk. Wanneer die externe doelen binnen de muren van de universiteit een factor van belang worden, is de waarheidsvinding niet meer onafhankelijk en verliest de universiteit haar intrinsieke legitimatie.

Beide boeken ruiken wel enigszins naar spruitjes. De auteurs lijken wetenschappers, en daarmee zichzelf, te beschouwen als engelen die een hoog en heilig doel nastreven, namelijk de zuivere wetenschap. Ontdaan van alle verder belangen en ander slijk.
Het blijft ook onduidelijk wat de auteurs wel zouden willen, behalve dat vroeger alles veel beter was. Toen de universiteit nog elitair was, toen al die internationaliseringsfratsen er nog niet waren, toen de hoogleraren het nog voor het zeggen hadden.
Nederland wordt echter al sinds de 17e eeuw geroemd om het feit dat bijna iedereen wel enige opleiding genoten heeft. De grote toegankelijkheid van het onderwijs is een van onze grootste verworvenheden. En ja, dat gaat misschien wel samen met nivellering en middelmaat. De kitsch ontstaat door het fanatieke streven om toch zo graag top te willen zijn, zonder te zien dat een dergelijk streven ontaardt in zijn tegendeel, namelijk meer middelmaat.


Opmerkelijk is dat beide boeken verschijnen terwijl wij zitten in de rommel van zo'n andere zeepbel die recent met veel geweld uiteen spatte, namelijk de financiële, concludeert filosoof Ad Verbrugge. Ook daar was een compleet eigen wereld geschapen, met een eigen taal en onbegrijpelijke constructies. Dit alles bedacht door experts in gebakken lucht die nauwelijks voeling hadden met reële economie, laat staan met de gewone mensenmaatschappij.
Zoals de financieel experts het contact kwijt raakten met de wereld die hun bestaansrecht gaf en die zij zouden moeten dienen, namelijk de wereld waarin mensen kopen en verkopen, werken en een bestaan verdienen, zo lijken de huidige universitaire bestuurders het contact met hun habitat, de wetenschap, kwijt te zijn geraakt.
En zo blijkt eens te meer: Als alles verhandelbaar moet worden, wordt uiteindelijk alles waardeloos.

Geen opmerkingen: